Binnen Unita krijgen leerlingen extra externe ondersteuning vanuit het SWV in niveau 3: n.a.v. een groeidocument (GD) door een Traject Begeleider (TB-er) of onderwijs-pooldeskundige en via een Multi Disciplinair Overleg (MDO).
Unita verstaat onder extra externe ondersteuning op niveau 3:
- Meer dan één MDO
- Diagnostisch arrangement door schoolpsycholoog of orthopedagoog
- Rekenonderzoek door rekenspecialist Unita
- Onderzoek naar dyslexie of dyscalculie door specialist Unita
- Begeleidingsarrangement voor de leerling door een AB-er uit SBO of SO of andere pooldeskundige uit het onderwijs
- Onderwijsarrangement Plus (financiën 50/50 Unita/bestuur)
- Leesambulatorium Unita
- Taalgroep Unita
- Rekengroep Unita
- Leerlingen die een TLV voor SBO of SO krijgen
- Alle leerlingen in SBO en SO
Voor de volgende leerlingen hoeft de school geen OPP te maken:
- Eenmalig MDO
- Verkennende Consultatie gericht op leerkracht-handelen door TB-er (meestal AB)
- Observatie gericht op de groep en het handelen van de leerkracht door TB-er (meestal AB)
- Een groepsarrangement door een TB-er (meestal AB)
- Ondersteuning van ouders bij opvoedingsvragen door schoolmaatschappelijk werk (Unita of anders)
- Een diagnostisch of begeleidingsarrangement vanuit de jeugdhulp of de jeugdzorg
4. Welke onderdelen van een OPP zijn wettelijk verplicht?
De verplichte onderdelen van een OPP zijn:
- De verwachte uitstroombestemming van de leerling: type voortgezet (speciaal) onderwijs, zoals VWO, HAVO, VMBO (theoretisch, gemengd, basis of kader), praktijkonderwijs of cluster 3 (zeer moeilijk lerend).
- De onderbouwing van de uitstroombestemming: de huidige stimulerende en belemmerende factoren van de leerling, de onderwijsleer- en de opvoedingssituatie die van invloed zijn op het onderwijs aan de leerling.
- Een beschrijving van de extra ondersteuning indien deze afwijkt van het reguliere onderwijsprogramma: met welke specifieke maatregelen beidt de school deze leerling extra ondersteuning op maat? Sinds 1-8-2017 hebben ouders instemmingsrecht over dit handelingsdeel, zij moeten het goedkeuren.
Met een OPP kijk je samen vooruit, je plant het onderwijs doelgericht en evalueert de impact daarvan systematisch. In plaats van af te wachten waar de leerling uitkomt, werk je doelgericht. Met als lange termijn doel een soepele overgang naar het voortgezet (speciaal) onderwijs. Samen met collega’s, leerling en ouders werk je, via korte termijn doelen, naar deze overgang toe. Doel hiervan is dat de leerling op de plek komt die past bij zijn mogelijkheden, interesses en talenten.
Wil je meer weten over het OPP? Lees dan de kern van het OPP, de handreikingen van de PO-raad voor regulier onderwijs en S(B)O en de kijkwijzer OPP van Unita. Deze zijn te vinden op de site van Unita.
5. Uitstroomperspectief inschatten
Het inschatten van een uitstroomperspectief vergt wikken en wegen. In deze afweging spelen het leerrendement en het ingeschatte intelligentieniveau, indien beschikbaar én betrouwbaar, een rol. Maar het gaat om veel meer (Pameijer, 2011), zoals andere kenmerken van de leerling, talenten en doorzettingsvermogen bijvoorbeeld, de kwaliteit van lesgeven en het
onderwijsondersteunende gedrag van ouders. Bij iedere leerling verloopt dit proces op maat en resulteert het in een gewogen besluit. Betrokkenen analyseren samen de huidige situatie (waar liggen bijvoorbeeld krachten en kansen en waar risico’s?). Ze maken een transparante inschatting van de veranderbaarheid daarvan. Hiermee is een voorlopig lange termijn perspectief in te schatten, evenals wat dit betekent voor de tussendoelen taal en rekenen, werkhouding en gedrag. Benut hierbij de gunstige impact van hoge verwachtingen, zet dus niet te laag in. Bespreek welke kenmerken zodanig zijn te beïnvloeden dat die hoge doelen ook te realiseren zijn. Welke belemmerende factoren zijn te veranderen en welke stimulerende factoren zijn uit te bouwen? Ben je benieuwd naar kenmerken die relevant zijn bij deze inschatting? Lees dan het artikel “Een OPP is meer dan IQ en leerrendement” (Pameijer, 2011, te vinden op de site van Unita).
6. Doelgericht werken met een OPP: monitoren en evalueren
De school evalueert de voortgang van de OPP-leerling twee keer per schooljaar, gekoppeld aan de toets-periodes midden en einde schooljaar. Tussentijds monitort zij de ontwikkeling met methode-gebonden toetsen, observaties en gesprekken met leerling, ouders en collega’s. De school bespreekt de vorderingen met de leerling en zijn ouders in een rapport- of voortgangsgesprek, leerlingbespreking of MDO. Vragen die hierbij aan bod komen zijn onder andere:
- Hebben we de korte termijn doelen al behaald?
- Zitten we nog op koers richting het uitstroomperspectief?
- Zo ja: we zijn goed bezig en gaan zo door.
- Zo nee: hoe komt dat? Is de extra ondersteuning ingezet zoals afgesproken? Hebben we de situatie verkeerd ingeschat en te laag of te hoog ingezet? Zijn andere maatregelen nodig? Houden we vast aan de doelen en passen we onze aanpak aan? Of stellen we de doelen naar beneden of naar boven bij?
- Welke doelen voor taal, rekenen, werkhouding en gedrag streven we de komende periode na?
- En hoe gaan we samenwerken om deze doelen te behalen?
Het al dan niet behalen van de korte termijn doelen beïnvloedt het lange termijn doel. Stel dat het uitstroom perspectief van een leerling VMBO-T is en dat de leerling op koers ligt met technisch lezen, begrijpend lezen en spelling, maar met rekenen nog lang niet. In plaats van af te wachten waar deze leerling met rekenen uitkomt, analyseer je de rekenontwikkeling en stel je tussendoelen. Zodra die in gevaar dreigen te komen, krijgt de leerling een aangepast rekenaanbod met extra instructie, leer- en oefentijd, zodat de rekendoelen alsnog behaald worden (intensiveren). Zijn deze doelen na meerdere rondes van intensiveren niet behaald, overweeg dan de rekendoelen bij te stellen (dispenseren). Dit gebeurt zo laat mogelijk, om de leerling zo lang mogelijk bij de groep te houden. Zodoende sluit je zo laat mogelijk bepaalde routes of stromen richting VO uit. Op een gegeven moment kan het echter nodig zijn de rekendoelen bij te stellen. Daarmee zijn succeservaringen te creëren, zonder de toekomstmogelijkheden voor de leerling in te perken.
Een OPP maakt het traject richting voortgezet (speciaal) onderwijs bespreekbaar vanuit het kader van effectieve feedback (Hattie, 2013):
- Feed up: welk uitstroomperspectief (lange termijn doelen) streven we na en wat betekent dit voor de tussendoelen (korte termijn)?
- Feed back: hoe ver zijn we al op weg met de korte termijn tussendoelen?
- Feed forward: wat moeten we nog meer doen om de volgende stap te halen? Wat is de aanpak voor het komende half jaar?
Doelen voor gedrag kunnen ook deel uitmaken van een OPP. De leerlijnen ‘zelfstandig werken’, ‘leren leren’ en ‘sociaal emotionele ontwikkeling’ van de CED-Groep (www.cedgroep.nl) bieden hierbij ondersteuning. Dan komt de vraag: welk onderwijsaanbod past hij hetgeen we nastreven? De overzichten van Passende Perspectieven van het SLO (www.slo.nl) ondersteunen bij het maken van beredeneerde keuzes in het onderwijsaanbod. Deze overzichten zijn afgestemd op referentieniveaus taal en rekenen (www.taalenrekenen.nl).
In het Groeidocument van Unita is een leeg format voor een OPP opgenomen. Dit format bevat alleen de verplichte onderdelen van een OPP (par. 4).
Voor alle OPP’s geldt dat het leerkrachten, intern begeleider en ouders ondersteunt bij het doelgericht werken. Het mag niet weer een extra format worden dat veel administratie vereist. Pas dus op voor de ‘papieren tijger’. De baten (zoals het houvast en kader voor communicatie) moeten hoger zijn dan de kosten (zoals de tijd die het kost om het in te vullen en bij te houden). Verwijs daarom naar andere documenten als de vereiste informatie daar is te vinden, bijvoorbeeld het Groeidocument, het groepsplan of de week/dag-planning. kortom, voorkom herhaling en overschrijven.
7. Een OPP voor kleuters en jonge kinderen (groep 1 en 2)
Voor kleuters is de vraag naar voren gekomen hoe het OPP bij hen vorm is te geven. Hieronder staan kort de uitkomsten en de overwegingen die ten grondslag liggen aan de keuze van Unita.
De vraag is of het wenselijk is om bij kleuters al van een uitstroomniveau te spreken. Ze zijn nog zo jong dat het te vroeg is om over uitstroom naar voortgezet onderwijs te spreken. Verder is de kans groot dat een self fulfilling prophecy ontstaat. Kinderen, met name jonge kinderen en kleuters, ontwikkelen zich sprongsgewijs. Iets wat ze eerst niet wisten of konden, weten of kunnen ze even later opeens wel. Hun groeicurve is met andere woorden niet lineair.
Het ‘uitstroomniveau’ voor kleuters betreft vaak het moment van doorstromen naar groep 3.
Dit kunnen ouders, leerkrachten en IB samen bespreken door het afwegen van voor- en nadelen van verschillende opties. Een aanvullend visueel communicatiemiddel als de OPP-trap lijkt hiervoor niet direct nodig.
Bij leerlingen vanaf groep 3 tot en met 8 worden toetsen afgenomen, zoals de CITO-toets. De CITO toetsen voor kleuters zeggen iets over het niveau van de voorbereidende reken- en leesvaardigheden, maar weinig over een mogelijke uitstroom. Verder zou je, om recht te doen aan de brede kleuterontwikkeling, meer ontwikkelingsgebieden op moeten nemen. Aspecten als werkhouding, sociaal-emotionele ontwikkeling, spelontwikkeling en motoriek zijn echter lastig te relateren aan een niveau van functioneren en vertonen een brede ‘normale spreiding’.
Veel kleutermethodes bieden (een visuele weergave van) een bijbehorende registratiesysteem dat met ouders kan worden besproken: welke gebieden beheerst een kind al en waaraan wordt nog gewerkt (bijvoorbeeld de registratie van Kleuterplein). Ook een uitdraai van een ontwikkelingsvolgsysteem als KIJK!, het OntwikkelingsVolgModel of een door de school zelf ontwikkeld registratiesysteem kan visuele ondersteuning bieden in gesprekken met ouders, evenals het systeem ‘Inzichtelijk’.
Het Groeidocument blijkt minder geschikt voor het in kaart brengen van de kleuterontwikkeling. Het OPP-format van groep 3 tot en met 8 past niet goed bij de ontwikkeling van kleuters. Een ‘kleuter OPP-format’ zou wenselijk zijn. De suggestie is om bij kleuters aan te geven dat gestreefd wordt naar het niveau waarnaar 75% van de leerlingen van de betreffende school uitstroomt en te benoemen dat bij de kleuter vooral gekeken wordt naar hoe hij goed voorbereid kan worden op de overgang naar groep 3 en wat dan zijn/haar onderwijs- en opvoedingsbehoeften zijn en wat diens leerkrachten en ouders nodig hebben om dit te bieden, ofwel hun ondersteuningsbehoeften. Met andere woorden: welke extra ondersteuning heeft deze kleuter nodig om soepel de overgang naar groep 3 te maken? En wat hebben zijn/haar leerkracht(en) en ouders nodig om de kleuter hierbij te ondersteunen?
Dit is uitgewerkt in een OPP-format voor kleuters, zie www.swvunita.nl.
De OPP-trap voor leerlingen in groep 3 t/m 8
De OPP-trap is een communicatiemiddel waarmee de voortgang in een leerlingbespreking of MDO en met leerlingen en ouders is te bespreken. Dit excel-bestand is ontwikkeld door Johanneke Jongbloed – van Wijngaarden (www.opptrap.nl). Hoe werkt de OPP-trap? Voer de Cito vaardigheidsscores of functioneringsniveaus in op bladzijde 1 van het bestand. Dan zie je in welke stroom of leerroute richting voortgezet (speciaal) onderwijs de leerling globaal scoort. De trap visualiseert de leerontwikkeling tot nu toe.
De gekleurde trap ondersteunt school bij het bepalen van de korte termijn doelen taal en rekenen en het lange termijn perspectief voortgezet onderwijs. De trap brengt in kaart op welk functioneringsniveau de leerling momenteel presteert op technisch en begrijpend lezen, spelling en rekenen. Bijvoorbeeld eind groep 3 (E3), midden groep 5 (M5) of midden groep 6/eind groep 6 (M6/E6). Excel plaatst deze niveaus in de stromen richting voortgezet (speciaal) onderwijs. De trap laat zien waar de leerling nu staat en wat dit betekent voor de inschatting van het uitstroomperspectief. Hoe meer scores, hoe beter de inschatting en hoe kleiner de marges. Vanaf groep 6 is redelijk betrouwbaar vooruit te kijken: welk uitstroomperspectief is voor deze leerling wenselijk én haalbaar, gezien zijn talenten, interesses en (on)mogelijkheden? Welke functioneringsniveaus moet de leerling de komende periode behalen om in een bepaalde stroom te blijven of te komen? De onderstaande figuur toont een ingevulde OPP-trap.