Is er veel informatie, dan raak je het spoor al snel bijster. Dan kan het nodig zijn om te prioriteren: wat is het allerbelangrijkste? Visualiseren helpt bij het krijgen van overzicht. Dit kan op een groot (A3 blad) midden op tafel of op een flap-over of whiteboard. Je kunt met verschillende kleuren werken, bijvoorbeeld elke betrokkene een kleur of elk thema een eigen kleur.

Informatie en ideeën van betrokkenen zijn te visualiseren in drie cirkels: één voor het kind, één voor het onderwijs en één voor de opvoeding. Vul per cirkel de twee of drie belangrijkste aspecten in die goed gaan (+), de twee of drie belangrijkste aspecten die beter kunnen/moeten (-) en de doelen en behoeften die hieruit voortvloeien. Is er binnen een cirkel nog iets onduidelijk, verwoord dit dan als vraag (?). Deze vraag kan misschien in het MDO-traject onderzocht en beantwoord worden.

Bespreek in eerste instantie samen de kind-cirkel. Daarna geven de leerkracht en intern begeleider informatie voor de onderwijs-cirkel en de ouders informatie voor de opvoedings-cirkel. Zie de checklist ‘Onderwijsondersteunend gedrag van ouders’ voor de cirkel opvoeding. Betrek ook de informatie van het kind zelf: wat is diens mening? Deze informatie kan in het kind-formulier staan of uit gesprekken met diens ouders of leerkracht.

Hou het concreet, vraag elkaar naar voorbeelden (wat zie, merk of hoor je dan?), vul elkaar aan en respecteer elkaars mening. Denk met elkaar mee, maar ga niet op elkaars stoel zitten. School kent het kind als leerling het beste en is verantwoordelijk over beslissingen rondom onderwijs. Ouders kennen hun kind het langste, zij zijn ervaringsdeskundigen, en beslissen over het onderwijs. Samen weten we meer dan alleen.

De pijlen

De pijlen geven de wisselwerking weer: hoe beïnvloeden kind, onderwijs en opvoeding elkaar? Welke gunstige interactiepatronen zijn uit te bouwen en welke ongunstige zijn om te buigen? Termen als neerwaartse en opwaartse spiraal kunnen hierbij aan de orde komen, evenals het gegeven dat hoe beter de omgeving afgestemd is op dat wat de leerling nodig heeft, hoe beter hij zich kan ontwikkelen. Het gaat hierbij niet om de schuld maar om de oplossing. Door het zo te bespreken voorkom je de schuld bij het kind (child-blaming) of de ouders te leggen (parent-blaming) en ontstaat er perspectief en ga je samen vooruit kijken: wat kunnen we uitbouwen?; welke doelen streven we na?, waar liggen kansen?

Bespreek vragen als: wat beïnvloedt wat? Hoe bevordert of belemmert een bepaalde interactie de ontwikkeling van dit kind op school of thuis? Hoe afgestemd is het pedagogisch-didactisch handelen van de leraar voor deze leerling? Hoe past de leerling in deze groep? Ondersteunen de ouders het onderwijs op school of ondermijnen ze het onbedoeld of onbewust? Zitten school en ouders voldoende op één lijn? Is de samenwerking school – ouders constructief?

Blijkt de aanpak al afgestemd, dan is de boodschap in de trant van ‘ga daarmee door, want dat is wat deze leerling nu nodig heeft!’. Bij dat wat nog onvoldoende afgestemd is, is er de vraag: waar liggen verandermogelijkheden en kansen om de aanpak beter af te stemmen?

De cirkels zijn tijdens een MDO – traject te gebruiken:

  • tijdens het eerste MDO om de informatie uit het groeidocument samen te vatten en de vragen voor een observatie of onderzoek samen voor te bereiden (de ? in de cirkels)
  • tijdens het tweede MDO, waarbij de vraagtekens samen beantwoord worden en de doelen en behoeften worden besproken en eventueel in een arrangement omgezet.

Bronvermelding

  1. Handelingsgericht werken: een handreiking voor het schoolteam (Noëlle Pameijer, Tanja van Beukering & Sonja de Lange, 2009).
  2. Handelingsgerichte Diagnostiek in het Onderwijs (Noëlle Pameijer & Tanja van Beukering, 2015).
  3. Samen Sterk: Ouders & School! (Noëlle Pameijer, 2012).